
De Gouden Eeuw was in Amsterdam niet alleen een bloeitijd van de kunsten, maar ook van de medische wetenschap. De openbare ontledingen in het Anatomisch Theater golden als populair volksvermaak en bezoekers uit alle windstreken kwamen af op de wonderbaarlijke anatomische kabinetten van Frederik Ruysch. Maar de zeventiende eeuw was ook het tijdperk waarin de geleerde geneesheer het voorwerp was van bijtende spot en waarin de verhoudingen tussen medici onderling beheerst werden door ruzies, roddels en achterklap.
In de ruim driehonderd jaar die sindsdien verstreken, is er veel veranderd. Annet Mooij beschrijft in De polsslag van de stad hoe de stedelijke gasthuizen uitgroeiden van bewaarplaatsen voor arme Amsterdammers tot centra van super-specialistische medische zorg, hoe in het hoger onderwijs het ideaal van brede geleerdheid verdrongen werd door dat van wetenschap en specialisme en hoe het medisch onderzoek zich verplaatste van de particuliere studeerkamer naar het universitaire laboratorium. Ook wordt de lezer deelgenoot gemaakt van het wel en wee van de medische beroepsgroep, van de onderlinge omgangsvormen tussen artsen, hun relatie met patiënten en hun vaak moeizame verhouding tot andere beroepsgroepen.
Dit alles speelt zich af tegen een Amsterdams decor. Maar wat daar gebeurde, is nauw verweven met de geschiedenis van Nederland en moeilijk los te zien van geneeskundige ontwikkelingen die elders plaatsvonden. Zij komen dan ook veelvuldig aan bod. Zo ontstaat een even informatief als levendig beeld van ruim drie eeuwen academische geneeskunde.
Annet Mooij
De Polsslag van de stad Amsterdam/Antwerpen: de Arbeiderspers, 1999
(In Engelse vertaling verschenen als
Doctors of Amsterdam: Patient care, medical training and research (1650-2000). Amsterdam: Amsterdam University Press, 2002).